Objecten |
|
Handleiding HTML |
Inhoud Index |
|
In dit onderdeel komen aan de orde Introductie, Elementen, Java applets, Geluidsfragmenten, Geluid op achtergrond, QuickTime movies en het OBJECT element. |
IntroductieIn een HTML-document kunnen verschillende soorten objecten opgenomen (of ingesloten) worden, bijvoorbeeld afbeeldingen, andere HTML-documenten, Java applets en multimedia objecten als geluidsfragmenten, Quicktime movies, video clips en virtual reality worlds. Voor het insluiten van al deze objecten is in HTML 4.0 het OBJECT element geïntroduceerd. De ondersteuning door de verschillende browsers van dit element is echter nog zeer beperkt en niet altijd correct (zie de toelichting bij de voorbeelden). Daarom kan voorlopig het beste gebruik gemaakt worden van de al langer bestaande elementen. Afbeeldingen worden in een document ingesloten met het IMG element. Voor het maken van aanklikbare afbeeldingen (Client-side image maps) zijn de elementen MAP en AREA beschikbaar. De beschrijving is opgenomen in het onderdeel Afbeeldingen en image maps. Voor het insluiten van andere HTML-documenten kan gebruik gemaakt worden van inline frames, welke gedefinieerd worden met behulp van het het IFRAME element. De beschrijving is opgenomen in het onderdeel Frames. Java applets, kleine programma's geschreven in de programmeertaal Java, worden in een document ingesloten met het APPLET element. Vaak is het mogelijk de werking van het applet te beïnvloeden, door voor een aantal parameters op te geven welke waarde gebruikt moet worden. Hiervoor kan het PARAM element gebruikt worden. Multimedia objecten kunnen in een document ingesloten worden met behulp van het EMBED element. Geluidsfragmenten kunnen automatisch en op de achtergrond afgespeeld worden bij het openen van een document, door aan het EMBED element de attributen AUTOSTART en HIDDEN toe te voegen, of door gebruik te maken van het BGSOUND element. |
ElementenVoor het insluiten van objecten in een HTML-document zijn de volgende elementen beschikbaar: |
APPLET BGSOUND |
EMBED NOEMBED |
OBJECT PARAM |
|
|
Java appletsJava applets kunnen in een document ingesloten worden met behulp van het APPLET element. Aan het APPLET element moet het CODE attribuut toegevoegd worden, dat specificeert om welke applet het gaat. Alleen de bestandsnaam wordt opgenomen, waarbij de extensie (.class) mag worden weggelaten. Het CODEBASE attribuut wordt aan het APPLET element toegevoegd, als het applet zich niet in dezelfde directory als het document bevindt. Het geeft aan waar (in welke subdirectory) het applet gevonden kan worden. De afmetingen van het applet moeten worden vastgelegd met de attributen WIDTH en HEIGHT. Vaak moet voor het applet voor één of meer parameters een waarde opgegeven worden. Dat gebeurt met behulp van het PARAM element. Het NAME attribuut geeft aan om welke parameter het gaat, met het VALUE attribuut wordt de waarde vastgelegd. Welke parameters gebruikt kunnen of moeten worden, hangt af van het applet. De PARAM elementen worden geplaatst binnen het APPLET element. Tussen de activering en de beëindiging van het APPLET element kan een alternatieve inhoud opgenomen worden, voor als de browser Java niet ondersteunt of de ondersteuning door de bezoeker is uitgezet. In het volgende voorbeeld is met behulp van het IMG element als alternatieve inhoud een bewegende afbeelding (animated gif) opgenomen.
Bekijk in een nieuw venster hoe het applet wordt weergegeven. Wanneer de browser Java niet ondersteunt, krijgt de bezoeker de bewegende afbeelding te zien. Het gebruikte FunScroll applet is ontwikkeld door Jan Andersson Het bestand dat via het CODE attribuut van het APPLET element is gespecificeerd en eventuele andere bestanden, welke deel uitmaken van het applet, kunnen ook opgenomen worden in een archief-bestand. Aan het APPLET element wordt in dat geval het ARCHIVE attribuut toegevoegd , met als waarde de naam van het archief-bestand. Het CODEBASE attribuut wordt aan het APPLET element toegevoegd, als het archief-bestand zich niet in dezelfde directory als het document bevindt. Het archief-bestand is een zip-bestand, maar de erin opgenomen bestanden mogen niet gecomprimeerd zijn. Door het gebruik van een archief-bestand kan de downloadtijd beperkt blijven, omdat alle benodigde bestanden in één keer aangevraagd worden. Als voorbeeld wordt weer gebruik gemaakt van het FunScroll applet. Omdat de PARAM elementen niet wijzigen zijn ze in de volgende code weggelaten.
Bekijk in een nieuw venster hoe het applet wordt weergegeven. |
GeluidsfragmentenMet behulp van het EMBED element kunnen geluidsfragmenten in een HTML-document ingesloten worden. Voor de weergave van een geluidsfragment moet de browser beschikken over de juiste plug-in. De plug-in voor de belangrijkste bestandsformaten voor geluidsfragmenten (wav-, au-, aif- of mid-bestanden) is bij Netscape Navigator 3.0 en hoger LiveAudio. Het bedieningspaneel voor LiveAudio heeft een regelaar voor het geluidsvolume, welke door de gebruiker bediend kan worden. LiveAudio plug-in De plug-in voor wav-, au- en aif-bestanden in Microsoft Internet Explorer 3.0 en hoger is ActiveMovie. Door met de rechter muisknop op het bedieningspaneel te klikken, kan de gebruiker bepalen of het met of zonder display moet worden weergegeven. Het bedieningspaneel moet het in beide gevallen zonder geluidsregelaar doen en ook via het VOLUME attribuut is de geluidssterkte niet te regelen. ActiveMovie plug-in zonder display ActiveMovie plug-in met display
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. De LiveAudio plug-in ondersteunt het plug-in specifieke VOLUME attribuut, waarmee de geluidssterkte geregeld kan worden. De waarde is een getal tussen "0" en "100", de standaardwaarde is "50". Wees voorzichtig met waarden boven de "50", want niet elke gebruiker zal het op prijs stellen als het geluidsfragment opeens uit de speakers knalt.
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Het plug-in specifieke LOOP attribuut kan gebruikt worden om te bepalen hoeveel keer achter elkaar het geluidsfragment moet worden afgespeeld. Mogelijke waarden zijn "true" of "false". De LiveAudio plug-in accepteert ook een getal als waarde, dat het aantal keren aangeeft dat het geluidsfragment herhaald moet worden. Door de ActiveMovie plug-in wordt een getal echter als "true" geïnterpreteerd.
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Soms nemen andere plug-ins de werking van de standaard plug-ins over. Dat geldt onder meer voor QuickTime 3 van Apple en Windows Media Player 6 van Microsoft. Houd er rekening mee dat allerlei plug-in specifieke attributen dan vaak niet meer werken. |
Geluid op achtergrondPopulair is het gebruik van geluidsfragmenten, welke automatisch op de achtergrond worden afgespeeld bij het openen van een document. Je kunt deze mogelijkheid toepassen, door het EMBED element op te nemen en daaraan de attributen AUTOSTART en HIDDEN toe te voegen, beide met de waarde "true".
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Ook bij het weergeven van geluidsfragmenten op de achtergrond kan gebruik gemaakt worden van de attributen LOOP en VOLUME. Vooral omdat de gebruiker in dit geval geen mogelijkheid heeft iets aan de geluidssterkte te regelen, is het verstandig deze enigszins te beperken.
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Naast het EMBED element kan voor Microsoft Internet Explorer 3.0 en hoger en Opera 3.5 en hoger ook het BGSOUND element gebruikt worden voor het weergeven van geluidsfragmenten op de achtergrond.
Bekijk in Microsoft Internet Explorer 3.0 en hoger en Opera 3.5 en hoger een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Ook bij het BGSOUND element wordt de geluidssterkte geregeld met het VOLUME attribuut. De waarden is een getal tussen "-10000" en "0". Bij de waarde "0" wordt het geluidsfragment op de normale geluidssterkte weergegeven. Hoe groter het negatieve getal, hoe lager de geluidssterkte.
Bekijk in Microsoft Internet Explorer 3.0 en hoger een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. Omdat de ActiveMovie plug-in de attributen LOOP en VOLUME niet ondersteunt voor het EMBED element, maar wel voor het BGSOUND element, kan het nuttig zijn beide elementen toe te passen en met behulp van JavaScripts te bepalen welke gebruikt moet worden.
Het volgende script in de body van het document, zorgt ervoor dat het EMBED element wordt geplaatst, als de browser niet Microsoft Internet Explorer is.
Bekijk een document met dit voorbeeld in een nieuw venster. |
QuickTime moviesNet als geluidsfragmenten kunnen QuickTime movies met het EMBED element in een HTML-document ingesloten worden. Om de movies te kunnen weergeven, moet de QuickTime plug-in geïnstalleerd zijn. Het SRC attribuut wordt gebruikt om aan te geven welke movie ingesloten moet worden. Met de WIDTH en HEIGHT attributen worden de afmetingen van het object (movie en bedieningspaneel) vastgelegd. Het TYPE attribuut maakt aan de browser bekend om wat voor type object het gaat. De plug-in specifieke attributen AUTOPLAY en VOLUME leggen vast of het filmpje direct bij het openen van het document afgespeeld moet worden en met welk geluidsniveau.
Bekijk in een nieuw venster of de browser QuickTime movies kan afspelen. |
Het OBJECT elementHet OBJECT element is in HTML 4.0 geïntroduceerd om een groot scala aan objecten in een HTML-document in te sluiten. Het kan daarbij gaan om bijvoorbeeld geluidsfragmenten, afbeeldingen, QuickTime movies, Shockwave Flash animaties, Java applets, ActiveX controls en HTML-pagina's. Een kenmerk van het OBJECT element is dat het alternatieve inhoud kan bevatten, welke alleen wordt weergegeven als het opgegeven object niet kan worden ingesloten. Die alternatieve inhoud kan een tekst zijn, maar ook een ander object (al dan niet gespecificeerd via het OBJECT element). In de toekomst moet OBJECT de elementen IMG, APPLET, EMBED en BGSOUND gaan vervangen. Van deze elementen hebben EMBED en BGSOUND nooit behoord tot HTML, terwijl APPLET in HTML 4.0 het stempel afgekeurd heeft gekregen. Gedurende een aantal jaren zal het echter verstandig zijn het gebruik van het OBJECT element zoveel mogelijk te beperken. Niet zozeer omdat de ondersteuning nog uiterst beperkt is (dat kan ondervangen worden door het opnemen van alternatieve inhoud), maar vooral omdat de implementatie van het OBJECT element in sommige browsers soms veel fouten kent. In het volgende, ongetwijfeld niet complete, overzicht is de ondersteuning door de verschillende (Windows 95) browsers toegelicht.
Hoewel het gebruik van het OBJECT element wordt afgeraden, zijn hierna toch enkele voorbeelden opgenomen. In het eerste voorbeeld worden dezelfde geluidsfragmenten met behulp van het OBJECT element ingesloten, als eerder via het EMBED element. Het DATA attribuut geeft aan om welk object het gaat. De attributen WIDTH en HEIGHT bepalen de afmetingen van het object en moeten opgenomen worden, omdat de browsers anders problemen hebben met de weergave. Het TYPE attribuut maakt aan de browser bekend om wat voor soort object het gaat. Dit attribuut is nodig, omdat Microsoft Internet Explorer 4 anders problemen heeft bij de weergave van het document. Binnen het OBJECT element kan een alternatieve inhoud worden geplaatst. In dit geval is dat een tekst, welke de gebruiker alleen te zien krijgt als de browser het object niet kan weergeven.
Bekijk in een nieuw venster of de browser de geluidsfragmenten kan weergeven. In het volgende voorbeeld wordt een QuickTime movie ingesloten. Uiteraard worden weer de attributen DATA, WIDTH, HEIGHT en TYPE opgenomen. De plug-in specifieke attributen AUTOPLAY en VOLUME leggen vast of het filmpje direct bij het openen van het document afgespeeld moet worden en met welk geluidsniveau.
Bekijk in een nieuw venster of de browser de QuickTime movie kan weergeven. Voor het insluiten van een Java applet via het OBJECT element wordt niet het DATA attribuut, maar het CLASSID attribuut gebruikt om te specificeren om welk object het gaat. De naam van het object wordt daarbij voorafgegaan door de aanduiding dat de gebruikte methode "java" is (en niet bijvoorbeeld "http"). Het CODEBASE attribuut is opgenomen, omdat het applet zich niet in dezelfde directory bevindt als het document. Bij het CLASSID attribuut wordt het CODETYPE attribuut gebruikt, om aan de browser bekend te maken om wat voor soort object het gaat.
Bekijk in een nieuw venster of het Java applet wordt weergegeven. Alternatieve inhoud moet de browser alleen weergeven als een object niet kan worden ingesloten.
Bekijk in een nieuw venster hoe de afbeelding wordt weergegeven. |
Inhoud Handleiding HTML Index Inhoud Objecten
|