A |
Inhoud Handleiding HTML Overzicht elementen |
|
|
Van het A element worden de volgende attributen beschreven: HREF, HREFLANG, NAME, TARGET, REL, REV, TYPE, TABINDEX, ACCESSKEY, SHAPE, COORDS en CHARSET. De beschrijving van de attributen STYLE, CLASS, ID, TITLE, LANG en DIR is opgenomen in het onderdeel Algemene attributen. Een overzicht van attributen, die betrekking hebben op het uitvoeren van een script bij het optreden van een bepaalde gebeurtenis, wordt gegeven in het onderdeel Gebeurtenis-attributen. Het gebruik van het A element wordt toegelicht in het onderdeel Hyperlinks in de Handleiding HTML. |
A
|
Met het A element wordt een anker gedefinieerd. De opbouw is: <A> </A> Aan het A element wordt één van de attributen HREF, NAME of ID toegevoegd. Wanneer het A element gebruikt wordt met het HREF attribuut, vormt het een hyperlink naar een andere bestemming. De bestemming kan daarbij een bestand op de lokale of een andere server zijn, of een specifieke plaats in het huidige of een ander document. Wanneer een gebruiker op de link klikt, opent de browser de aangegeven bestemming. Als het A element gebruikt wordt in combinatie met het NAME of ID attribuut, vormt het een bestemming waarnaar andere hyperlinks kunnen verwijzen. |
||||||||
HREF
|
Met het HREF attribuut wordt de bestemming van de hyperlink aangegeven. De opbouw is: <A HREF="URI">Omschrijving bestemming</A> De URI (Uniform Resource Identifier) heeft een opbouw, welke afhangt van de methode die gebruikt wordt om toegang te krijgen tot de bestemming. De belangrijkste mogelijkheden zijn:
http://host/path Host specificeert het adres van de server, waarop zich het gevraagde bestand bevindt. Het kan een IP-adres zijn, maar meestal is het de naam van de machine. Een machinenaam (ook wel domeinnaam) bestaat uit meerdere delen gescheiden door een punt, begint vaak met "www" en eindigt met een landcode (bijvoorbeeld "nl", "be", "uk") of de vooral in de Verenigde Staten gebruikte code voor de sector (bijvoorbeeld "com" voor commerciële instellingen en "org" voor non-profit organisaties). Path geeft aan hoe het gevraagde bestand op de server gevonden kan worden: in welke directory en onder welke bestandsnaam. Het is niet altijd nodig een complete URI op te nemen. Wanneer geen speciaal bestand op de server gezocht wordt, is de volgende URI voldoende: http://host Bevindt het gevraagde bestand zich op de lokale server, dan volstaat de volgende URI: path Als het gevraagde bestand een HTML-document is, kan aan de URI een verwijzing naar een specifieke plaats in dat document worden toegevoegd. De opbouw van de URI is dan: http://host/path#markering Heeft de verwijzing betrekking op een specifieke plaats in het huidige document, dan kan de volgende URI gebruikt worden: #markering De plaats waarnaar verwezen wordt, moet gemarkeerd zijn met het NAME attribuut. Bij het ftp-protocol heeft de URI een opbouw, welke vergelijkbaar is met die van de http-methode: ftp://host/path Een mailto-URI wordt als volgt opgebouwd: mailto:e-mailadres Wanneer op een hyperlink met een mailto-URI wordt geklikt, opent een browser die deze mogelijkheid ondersteunt, het (via de instellingen opgegeven) e-mailprogramma en plaats het e-mailadres is in het To-veld. Sommige browsers en e-mailprogramma's ondersteunen parameters, waarmee ook de inhoud van het Subject-veld, het CC-veld en de inhoud van het bericht in de URI worden opgenomen. Voor het Subject-veld ziet dat er als volgt uit: mailto:e-mailadres?SUBJECT=onderwerp |
||||||||
HREFLANG
|
Met het HREFLANG attribuut wordt gebruikt om aan te geven wat de taal is van het document waarnaar verwezen wordt. De opbouw is: <A HREFLANG="waarde"> </A> Als waarden zijn onder meer de volgende taalcodes mogelijk: "nl" (Nederlands), "en" (Engels), "en-US" (US Engels), "fr" (Frans), "de" (Duits), "it" (Italiaans) en "es" (Spaans). |
||||||||
NAME
|
Met het NAME attribuut wordt een plaats binnen een document gemarkeerd, waarnaar de bestemming van een hyperlink kan verwijzen. De opbouw is: <A NAME="waarde"></A> De waarde is case-sensitive, dat wil zeggen dat onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters. De waarde mag maar één keer als markering gebruikt worden en niet tegelijkertijd in hetzelfde document voorkomen als waarde van het ID attribuut. Een uitzondering op dit laatste geldt wanneer de attributen NAME en ID gebruikt worden voor hetzelfde A element: dan moet de waarde voor beide attributen hetzelfde zijn. In de browser blijft de markering onzichtbaar. Het is in dit geval niet nodig om tekst tussen beide delen van het A element te plaatsen. |
||||||||
TARGET
|
Het TARGET attribuut kan gebruikt worden om de browser een document te laten openen in een frame met een bepaalde naam, of indien die naam niet bestaat, in een nieuw venster. De opbouw is: <A TARGET="naam"> </A> De naam van een frame wordt gedefinieerd via het NAME attribuut van het FRAME of het IFRAME element. De naam moet beginnen met een hoofdletter of een kleine letter (A-Z of a-z). De browser moet een naam die begint met een ander karakter negeren. Een uitzondering geldt enkele voor-gedefinieerd framenamen, die beginnen met een underscore:
Volgens HTML 4.0 is de naam case-insensitive, dat wil zeggen dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters. In de praktijk maken alle belangrijke browsers dat onderscheid echter wel en moet je er dus voor zorgen dat je zowel in het TARGET attribuut als in het NAME attribuut van het FRAME of het IFRAME element exact dezelfde naam gebruikt. |
||||||||
REL
|
Met het REL attribuut wordt aangegeven wat voor soort relatie het huidige document met de via het HREF attribuut gedefinieerde bestemming heeft. De opbouw is: <A REL="waarde"> </A> De waarde is case-insensitive (er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters). |
||||||||
REV
|
Met het REV attribuut wordt aangegeven wat voor soort relatie de via het HREF attribuut gedefinieerde bestemming met het huidige document heeft (reverse relationship). De opbouw is: <A REV="waarde"> </A> De waarde is case-insensitive (er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters). |
||||||||
TYPE
|
Het TYPE attribuut wordt gebruikt om het Internet Media (MIME) type van het document waarnaar verwezen wordt te definiëren. De opbouw is: <A TYPE="waarde"> </A> |
||||||||
TABINDEX
|
Met het TABINDEX attribuut kan de volgorde bepaald worden, waarmee verschillende onderdelen van een document (hyperlinks, gebieden van een client-side image map en controls van een formulier) de focus kunnen krijgen (geactiveerd kunnen worden) als de gebruiker de tab-toets op het toetsenbord indrukt. De opbouw is: <A TABINDEX="waarde"> </A> De waarde mag een positief of negatief geheel getal (integer) zijn. De normale tab-volgorde is de volgorde waarin de elementen in het document voorkomen. Elementen waarvoor het TABINDEX attribuut gebruikt is, komen voor elementen zonder het TABINDEX attribuut. Elementen met een positieve waarde voor de TABINDEX worden doorlopen van de laagste waarde naar de hoogste waarde. Een element met een negatieve waarde voor de TABINDEX doet niet mee in de tab-volgorde. |
||||||||
ACCESSKEY
|
Het ACCESSKEY attribuut kan gebruikt worden om een sneltoets aan een hyperlink toe te wijzen. De gebruiker krijgt daarmee direct vanaf het toetsenbord toegang tot het link. Gebruik van de sneltoets geeft de hyperlink de focus (activeert hem) en laat de browser naar de aangegeven bestemming gaan. De opbouw is: <A ACCESSKEY="waarde"> </A> De waarde is een enkel, case-insensitive (geen onderscheid tussen hoofd- of kleine letters) karakter uit het karakterset van de browser. In Windows moet de toets van het karakter ingedrukt worden in combinatie met de Alt-toets, op Apple systemen in combinatie van de Cmd-toets. Om de gebruiker attent te maken van de sneltoets is het verstandig deze in de tekst te vermelden. |
||||||||
SHAPE
|
Met het SHAPE attribuut wordt aangegeven welke vorm een aanklikbaar gebied in een client-side image map heeft. De opbouw is: <A SHAPE="waarde"> </A> Mogelijke waarden zijn:
Het attribuut kan gebruikt worden, als in combinatie met het OBJECT element een image map wordt gemaakt. Geen van de bekende browsers ondersteund deze mogelijkheid echter. |
||||||||
COORDS
|
Met het COORDS attribuut worden de coördinaten van een gebied in een client-side image map gedefinieerd. De opbouw is: <AREA COORDS="waarde"> </A> Bij de rechthoek en de veelhoek worden als waarde de cöordinaten van de verschillende hoekpunten vastgelegd, bij de cirkel de cöordinaten van het middelpunt en daarnaast de straal: <A SHAPE="rect"
COORDS="xlinks,yboven,xrechts,yonder"> </A> <A SHAPE="circle"
COORDS="xmiddelpunt,ymiddelpunt,rstraal"> </A> <A SHAPE="poly"
COORDS="x1,y1, x2,y2, x3,y3, ..."> </A> Hierbij is x de afstand in pixels gemeten vanaf de linkerkant van de afbeelding en y de afstand in pixels vanaf de bovenkant. Daarbij wordt gerekend met de afmetingen van de afbeelding zoals deze zijn opgegeven via het WIDTH en/of HEIGHT attribuut van het IMG element (de cöordinaten wijzigen dus bij vergroten of verkleinen). De cöordinaten kunnen gevonden worden met behulp van een grafische editor, zoals Paint Shop Pro. Indien gebieden elkaar overlappen, dan geldt de URI van het eerst gedefinieerde gebied. Het attribuut kan gebruikt worden, als in combinatie met het OBJECT element een image map wordt gemaakt. Geen van de bekende browsers ondersteund deze mogelijkheid echter. |
||||||||
CHARSET
|
Met het CHARSET attribuut kan worden aangegeven, wat de karaktercodering is van de bron waarheen het HREF attribuut verwijst. Een karaktercodering is een methode voor het omzetten van een reeks bytes (welke de server verstuurt) in een reeks karakters (welke de browser kan weergeven op het scherm). De opbouw is: <A CHARSET="waarde"> </A> |
Inhoud Handleiding HTML Index Overzicht elementen
|