META

Inhoud Handleiding HTML
Overzicht elementen



Van het META element worden de volgende attributen beschreven: CONTENT, NAME, HTTP-EQUIV en SCHEME.

De beschrijving van de attributen LANG en DIR is opgenomen in het onderdeel Algemene attributen.

Het gebruik van het META element wordt toegelicht in de onderdelen Structuur document, Scripts en Style sheets in de Handleiding HTML.


META


HTML 2.0
NN 1.1
MSIE 2.0
OP 2.1
Met behulp van het META element wordt informatie met betrekking tot het document opgenomen. Zowel servers als clients (browsers) kunnen van deze informatie gebruik maken.
De opbouw is:

<META ..>

Het META element heeft alleen attributen en geen inhoud. Een beëndiging is daarom niet toegestaan. Het moet geplaatst worden in de head van een document.
Aan het META element moet minimaal het CONTENT attribuut worden toegevoegd.
CONTENT


HTML 2.0
NN 1.1
MSIE 2.0
OP 2.1
Het CONTENT attribuut bevat de feitelijke meta-informatie.
De opbouw is:

<META CONTENT="waarde">
NAME


HTML 2.0
NN 1.1
MSIE 2.0
OP 2.1
Het NAME attribuut geeft aan wat voor soort informatie is opgenomen in het META element. Een belangrijke toepassing is het leveren van informatie ten behoeve van zoekmachines (waarvan overigens niet elke zoekmachine gebruik maakt).
De opbouw is:

<META NAME="waarde" ..>

De waarde moet beginnen met een letter (A-Z of a-z) en mag verder letters, cijfers (0-9), verbindingsstreepjes (-), underscores (_), dubbele punten (:) en punten (.) bevatten.
De waarde is case-sensitive, dat wil zeggen dat onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters.

Onder meer de volgende mogelijkheden zijn er voor de waarde:
  • author: geeft aan dat het bij de informatie gaat om de auteur van het document
  • copyright: geeft aan dat het bij de informatie gaat om wie het copyright heeft van het document
  • description: geeft aan dat het bij de informatie gaat om een omschrijving van het document (in ieder geval de zoekmachines Alta Vista, HotBot en de Nederlandse Vindex geven deze omschrijving weer in de zoekresultaten in plaats van de eerste regels van het document)
  • keywords: geeft aan dat het bij de informatie gaat om trefwoorden welke op het document van toepassing zijn (in ieder geval de zoekmachines Alta Vista en Vindex (Nederlands) voegen deze trefwoorden toe aan die, welke gevonden zijn in het document)
  • robots: geeft met de informatie "noindex" aan dat het document niet in de index opgenomen moet worden en met de informatie "nofollow" dat de links in het document niet gevolgd moeten worden; andere mogelijkheden zijn "index" (de zoekmachine mag het document alleen indexeren), "follow" (de zoekmachine mag alleen de hyperlinks in het document volgen), "all" (de zoekmachine mag zowel indexeren als de hyperlinks volgen) en "none" (de zoekmachine mag niet indexeren en de hyperlinks niet volgen); niet alle zoekmachines (robots) ondersteunen deze mogelijkheid
  • generator: geeft aan dat het bij de informatie gaat om welke HTML-editor gebruikt is bij het maken van het document (sommige editors voegen deze informatie automatisch toe aan het document)
HTTP-EQUIV


HTML 2.0
NN 1.1
MSIE 2.0
OP 2.1
Het HTTP-EQUIV attribuut wordt in plaats van het NAME attribuut gebruikt, als het bij de inhoud van het CONTENT attribuut gaat om informatie, welke de server insluit in een respons header als het document wordt opgevraagd. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden om de standaard taal voor style sheets of scripts te definiëren. Een andere toepassing is het dynamisch verversen of vervangen van documenten via de Client Pull methode. Ook wordt het HTTP-EQUIV attribuut soms gebruikt ten behoeve van zoekmachines, maar onbekend is hoe breed de ondersteuning is.
De opbouw is:

<META HTTP-EQUIV="waarde" ..>

De waarde moet beginnen met een letter (A-Z of a-z) en mag verder letters, cijfers (0-9), verbindingsstreepjes (-), underscores (_), dubbele punten (:) en punten (.) bevatten.
De waarde is case-insensitive, dat wil zeggen dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen hoofd- en kleine letters.

Onder meer de volgende waarden kunnen gebruikt worden:
  • content-script-type: geeft aan dat de informatie de standaardtaal voor de scripts in het document vastlegt
  • content-type: geeft aan dat de informatie de karaktercodering voor het document vastlegt
  • content-style-type: geeft aan dat de informatie de standaardtaal voor de style sheets in het document vastlegt
  • default-style: geeft aan dat de informatie vastlegt welk style sheet de voorkeur heeft, als een gebruiker uit meerdere kan kiezen
  • expires: geeft aan dat het bij de informatie gaat om de vervaldatum van een document (een zoekmachine kan deze informatie gebruiken om na te gaan, wanneer een document opnieuw in de index opgenomen moet worden; een proxy-server, waarin een provider documenten opslaat (cached) om ze bij een volgende aanvraag sneller aan de gebruiker te kunnen zenden, kan met deze informatie bepalen wanneer het document opnieuw bij de originele server gehaald moet worden)
  • keywords: geeft aan dat het bij de informatie gaat om trefwoorden welke op het document van toepassing zijn
  • reply-to: geeft aan dat het bij de informatie gaat om het e-mailadres waarheen eventuele reacties kunnen worden gestuurd
  • refresh: geeft aan dat het gaat om informatie die gebruikt wordt bij dynamisch verversen of vervangen van documenten via de Client Pull methode
  • pragma: wordt met de informatie "no-cache": gebruikt om aan te geven dat het document niet in de cache van de browser moet worden opgeslagen (deze mogelijkheid wordt alleen ondersteund door Netscape Navigator).
SCHEME


HTML 4.0
NN -
MSIE -
OP -
Het SCHEME attribuut kan gebruikt worden om aan te geven welk formaat de informatie heeft, indien meerdere formaten mogelijk zijn (bijvoorbeeld wanneer het gaat om een datum).
De opbouw is:

<META SCHEME="waarde" ..>



  Inhoud Handleiding HTML   Index   Overzicht elementen


De gebruikte style sheets voldoen aan CSS 2 Dit document voldoet aan HTML 4.01 Laatste wijziging 4 juli 1999
Copyright © 1995-2000 Hans de Jong